In de favorietenlijstjes van de grote beleggers zag ik ‘m meerdere keren voorbij komen: Common Stocks and Uncommon Profits. Reden genoeg om deze klassieker op een leesbeurt te trakteren. Ik had alleen niet helemaal door dat dit boek al een halve eeuw oud is..
Met dit boek leer je:
- 15 regels om goede bedrijven te selecteren
- Dat praten over bedrijven kan helpen
- Dat de schrijfstijl een halve eeuw geleden iets minder vlot was
Ik wil deze recensie graag beginnen met een kleine disclaimer. Laat ik even vertellen waarop ik een boek scoor. Voordat ik word beschuldigd van heiligschennis.
Bij mijn boekrecensies kijk ik voornamelijk naar 2 dingen: in hoeverre het boek me helpt mij te ontwikkelen als belegger. En of het boek leuk is om te lezen. Mocht ik dus wat kritisch zijn op een boek, dan wil dat niet meteen zeggen dat het een slecht boek is.
Ok, dan kunnen we nu beginnen. Laat ik dan ook meteen een kritische noot kraken: ik vond het boek niet echt leuk om te lezen. Of misschien wel echt niet. Zo, dat is eruit. Ik denk dat de lessen van het boek de tand des tijds redelijk hebben doorstaan, maar de schrijfstijl iets minder. Het was een behoorlijke worsteling om het boek door te komen. Ik had vaak geen zin om te lezen en als ik eenmaal aan ‘t lezen was, legde ik het boek vrij snel weer weg.
De lessen van het boek blijven desondanks redelijk overeind. Met als belangrijkste onderdelen 15 regels om goede bedrijven te selecteren en het zogenaamde ‘Scuttlebutt’. Laat ik beginnen met de laatste.
De Scuttlebutt-methode
Schrijver Philip Fischer introduceert de term ‘Scuttlebutt’. Hiermee doelt hij op het belang om met mensen te praten die met het bedrijf te maken hebben. Denk aan eindgebruikers, werknemers, managers, concurrenten etcetera. Als je met concurrenten gaat praten krijg je bijvoorbeeld een beeld of zij bang zijn voor het bedrijf. Via het personeel krijg je meer mee over de werkcultuur en de klanten kunnen je meer vertellen over het (eind)product.
Nu is het natuurlijk een beetje de vraag hoe uitvoerbaar dit is. Een klant/eindgebruiker interviewen is misschien nog wel te doen. Maar werknemers en concurrenten worden al een stuk lastiger. In het boek wordt zelfs aanbevolen om met het hoger management te gaan babbelen. Tja, wat dat betreft is de beleggerswereld misschien iets anders dan back in de 50’s.
De 15 lessen van Philip Fisher
Ok, dan de 15 lessen. Daar is zeker het een en ander uit te halen. Ik som ze hier even voor je op:
- Beschikt het bedrijf over producten of diensten met voldoende marktpotentieel om gedurende minimaal meerdere jaren een aanzienlijke omzetstijging mogelijk te maken?
- Is het management vastbesloten om door te gaan met het ontwikkelen van producten of processen die het totale verkooppotentieel nog verder zullen vergroten als het groeipotentieel van de momenteel aantrekkelijke productlijnen grotendeels is benut?
- Hoe effectief zijn de R&D-inspanningen van het bedrijf in verhouding tot zijn omvang?
- Heeft het bedrijf een bovengemiddelde verkooporganisatie?
- Heeft het bedrijf een winstmarge die de moeite waard is?
- Wat doet het bedrijf om de winstmarges te behouden of te verbeteren?
- Heeft het bedrijf uitstekende arbeids- en personeelsrelaties?
- Heeft het bedrijf uitstekende leidinggevende relaties?
- Heeft het bedrijf diepgang in het management?
- Hoe goed zijn de kostenanalyses en boekhoudkundige controles van het bedrijf?
- Zijn er andere aspecten van het bedrijf die de investeerder belangrijke aanwijzingen kunnen geven over hoe goed het bedrijf kan presteren ten opzichte van de concurrentie?
- Heeft het bedrijf winstvooruitzichten op korte of lange termijn?
- Zal de groei van het bedrijf in de nabije toekomst voldoende aandelenfinanciering vereisen, zodat het grotere aantal uitstaande aandelen het voordeel van de bestaande aandeelhouders van deze verwachte groei grotendeels teniet zal doen?
- Praat het management vrijuit met investeerders? En blijft dat zo als zich problemen of teleurstellingen voordoen?
- Heeft het bedrijf een management van onbetwistbare integriteit?
Nog steeds punten die je er vandaag de dag bij kunt pakken. En waarmee je kwaliteitsaandelen kunt definiëren. Sterker nog; veel lessen van de goeroes van vandaag de dag zijn hiernaar terug te herleiden. Dat maakt dan ook meteen de impact duidelijk die het boek heeft gehad op de beleggerswereld.
Conclusie
Ik denk dat er tegenwoordig leukere boeken zijn over beleggen. Common Stocks and Uncommon Profits is en blijft een klassieker, maar echt leuk om te lezen is het niet. De lessen hebben hun werk gedaan en hebben andere beleggers en auteurs geïnspireerd om hierop verder te gaan. Ik zou me vooral op die vervolglessen richten en deze klassieker laten liggen.